Terug

Gehoorproblemen bij musici
Jan de Laat

03 maart 2014

(Laatst aangepast: 09-03-2019)

Gehoorproblemen bij musici

Publicaties

Bij 75% van alle beroepsmusici komen gehoorproblemen voor [1,2]. Gehoorklachten kunnen zijn: gehoorverlies, tinnitus (oorsuizen), hyperacusis (overgevoeligheid voor geluid), diplacusis (waar­neming van verschillende toonhoogtes links/rechts van één geluidsbron) en distortie (vervorming in de waarneming van geluid). Het lijkt erop dat de geluidniveaus waaraan musici in de muziek blootgesteld worden de afgelopen decennia langzamerhand gestegen zijn en daarmee ook de omvang van de problematiek, die zelfs leidt tot arbeidsongeschiktheid.

Overzicht van gehoorproblemen bij musici

In Nederland worden deze klachten geleidelijk onderkend. Enkele jaren geleden is er een convenant gesloten tussen overheid, werkgevers (orkestdirecties) en werknemers (musici) over de aanpak ervan bij symfonie or­kesten. Hierin is plaats voor voorlichting (reeds op jonge leeftijd, bijvoorbeeld op muziekscholen en conservatoria), preventie, protectie (niet alleen gehoorbeschermingsmiddelen) en gehoorrevalida­tie (indien mogelijk).

 

Begin jaren 2000 heeft Kähäri [1,2] in een tweetal artikelen de gehoorproblematiek van musici in kaart gebracht, zowel bij klassieke muziek musici, als bij jazz- en rockmusici. In dat on­derzoek komt naar voren dat 74% van alle musici klachten heeft over het gehoor. Die klach­ten zijn gehoorverlies (zoals opgetekend in het audiogram) in 41% van de gevallen, tinnitus (oorsuizen) 43%, hyperacusis (overgevoeligheid voor geluid) 39%, distortie (vervorming van het waargenomen geluid) 17% en dipla­cusis (verschillende toonhoogte waarneming links en rechts van één geluidsbron) 3%. Uit de resultaten valt op te maken dat er vaak sprake is van een combinatie van gehoorklachten. Het is vaak niet één probleem, maar meer problemen tegelijk. Het is zeker niet alleen gehoorverlies (zoals opgetekend in het audiogram), maar ook tinnitus en hypera­cusis.

 

In figuur 1 zijn drie audiogrammen weergegeven die passen bij respectievelijk een normaal gehoor (links), lawaaislechthorendheid (midden) en ouderdom slechthorendheid (rechts). Bij lawaaislechthorendheid gaat het vaak om een niet al te groot gehoorverlies, en in een beperkt frequentiegebied, waardoor de selectiviteit waarmee het oor toonhoogtes en tijdsintervallen waar kan nemen, kan onderscheiden en kan differentiëren, aangetast kan zijn. Met name dit laatste is funest voor musici.


In figuur 2 is het oor schematisch weergegeven, met daarnaast twee foto's van normale en van beschadigde buitenste haarcellen in het binnenoor. Links is schematisch het oor weergegeven, met achtereenvolgens de oorschelp, het oorkanaal, het trommelvlies, het middenoor (met hamer, aambeeld en stijgbeugel) en het binnenoor, met daaronder een doorsnede door het binnenoor (slakkenhuis). Op de bovenste foto rechts zijn normale buitenste haarcellen in de cochlea te zien, en op de foto daaronder haarcellen die door lawaai aange­tast zijn (Bron: Pickles, University of Queensland, Brisbane, Australia, 2002). Rechts is een microscopische opname van een klein stukje binnenoor te zien, met één rij binnenste haarcellen (IHC) en drie rijen buitenste haarcellen. Bij de pijl zijn de cellen beschadigd vanwege 2 dagen blootstelling aan geluid van 86 dB(A).


In figuur 2 is het oor schematisch weergegeven, met daarnaast twee foto's van normale en van beschadigde buitenste haarcellen in het binnenoor. Links is schematisch het oor weergegeven, met achtereenvolgens de oorschelp, het oorkanaal, het trommelvlies, het middenoor (met hamer, aambeeld en stijgbeugel) en het binnenoor, met daaronder een doorsnede door het binnenoor (slakkenhuis).

Op de bovenste foto in het midden zijn normale buitenste haarcellen in de cochlea te zien, en op de foto daaronder haarcellen die door lawaai aange­tast zijn [3]. Rechts is een microscopische opname van een klein stukje binnenoor te zien, met één rij binnenste haarcellen (IHC) en drie rijen buitenste haarcellen (OHC). Bij de pijl zijn de cellen beschadigd vanwege 2 dagen (48 uur) blootstelling aan geluid van 86 dB(A) [4].

In figuur 3 is schematisch het gehoorveld weergegeven als functie van de frequentie (toonhoogte) van het geluid (x-as) en het geluiddrukniveau (y-as), met daarin de uiterste gevoeligheidscurve (gehoordrempel in stilte) van het normale menselijk gehoororgaan, het spraakgebied, het muziekgebied, de pijndrempel en de lijn die de grens aangeeft waarboven geluid (lawaai) schadelijk is voor het gehoor. Daarnaast zijn voorbeelden weergegeven van geluidsbronnen, waaronder lawaaimakers zoals verkeersgeluiden, met daarbij vermeld de gemiddeld geproduceerde geluiddrukniveaus.

Een groot aantal onderzoekers heeft de afgelopen decennia gegevens gepubliceerd over de li­miet van de blootstellingsduur aan geluid en het geluiddrukniveau waarboven gehoorschade optreedt. De wet lawaaihinder maakt hier gebruik van: de werkgever moet gehoorbescherming aan de werknemer aanbieden als het lawaainiveau op de arbeids­plaats gedurende een 8-urige werkdag meer dan 80 dB(A) bedraagt. Als de blootstellings­duur halveert mag het lawaainiveau 3 dB meer bedragen, dus bij 4 uur 83 dB(A) en bij 2 uur 86 dB(A). Dat geldt voor (zeer) frequente (dagelijkse) lawaaiblootstelling. Schematisch is dat weergegeven in figuur 4.

In bovengeschetste relatie tussen blootstellingsduur, geluiddrukniveau en gehoorschade komt niet tot uiting dat de invloed van kortdurende pieken in de geluidsproductie extra groot is, m.a.w. die pieken zijn schadelijker dan op grond van de theorie verwacht kan worden.

Zoals in figuur 1 al te zien was begint gehoorschade door lawaai in de hoge tonen. Dit heeft te maken met de zogenaamde tonotopie: hoge tonen activeren de haarcellen in het voorste gedeelte en lage tonen het achterste deel van het slakkenhuis. Daarvandaan transporteren zenuwen actiepotentialen naar door de toonhoogte bepaalde gedeeltes in de auditieve hersenschors waar de waarneming van geluid plaatsvindt. Deze tonotopie komt tot uiting in figuur 5.

Op hoge leeftijd hoort bijna iedereen minder goed dan op jonge leeftijd, en ook dan is er vooral sprake van gehoorverlies in de hoge tonen, dat toeneemt naarmate de leeftijd vordert. De gemiddelde gehoorverliezen voor verschillende leeftijdsgroepen zijn weergegeven in figuur 5, rechts. Daaruit valt op te maken dat iemand van 70 jaar gemiddeld gesproken al goed gebruik kan maken van hoorapparaatjes, die meestal (gedeeltelijk) door de ziektekostenverzekering vergoed worden.

In figuur 5 is een schematische voorstelling weergegeven van de tonotopie in het slakkenhuis: vooraan (onderaan) activeren hoge-tonen geluiden de haarcellen en achteraan (binnenin) activeren lage-tonen geluiden de haarcellen [5].

In de figuur ernaast: achteruitgang van het gehoor: gemiddelde gehoorverliezen voor verschillende leeftijden.Het akoestisch adviesbureau Peutz heeft begin jaren 2000 geluidmetingen verricht bij het toenmalige balletorkest en voor verschillende instrumentalisten vastgesteld wat de gemiddelde dagelijkse geluidbelasting is. Later is dat door Jansen [6] nog eens gedaan bij het Concertgebouworkest en zien we soortgelijke en zelfs iets hogere geluidniveaus, zie tabel 1.

Figuur 1Audiometrie: v.l.n.r. normaal gehoor, lawaai- en ouderdomslechthorendheid

Figuur 2

Figuur 3Gehoorveld en frequentie (toonhoogte) en geluiddrukniveau.

Figuur 4Blootstellingsduur aan geluid en geluiddrukniveau waarboven gehoorschade optreedt

Figuur 5Tonotopie van het oor

Tabel 1Niveaus op podium (Bartok, Beethoven) en orkestbak (Korngold)

Figuur 6Verschillende oplossingen voor verminderen geluidsbelasting

Preventie van gehoorschade

In de praktijk zijn er verschillende mogelijkheden om gehoorbescherming toe te passen. Enkele voorbeelden zijn: grotere afstand van geluidsbron tot luisterend oor (bijvoorbeeld meer ruimte in een orkestopstelling), grotere afstand tot reflecterende wanden, meer afstand houden tot luidsprekerboxen, geluidisolerende schermen plaatsen, zit­hoogtes differentiëren in de orkestopstelling (figuur 6 linksboven en rechtsboven) en persoonlijke gehoorbe­scherming, zoals op maat gemaakte oorstukjes, die voor musici het beste een vlakke dempingskarakteristiek kunnen hebben om ervoor te zorgen dat het muziek­geluid niet vervormd wordt (figuur 6 onder). Maar musici dragen die oorstukjes niet graag, omdat ze hinderlijk zijn bij mond- c.q. kaakbewegingen, een dof gevoel geven in het oor en de waarneming van de muziek negatief beïnvloeden.

De gehoorproblemen van musici verbonden aan de professionele symfonieorkesten in Nederland zijn onderwerp van een convenant inzake schadelijk geluid dat enkele jaren geleden gesloten is door de minister van SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), de werknemers c.q. musici (NTB = Nederlandse Toonkunstenaarsbond; FNV/KIEM = Kunsten, Informatie En Media, sec­tor Podiumkunsten) en de werkgevers c.q. symfonieorkestdirecties (CNO = Contactorgaan van Nederlandse Orkesten). Dit convenant houdt in dat aan de betrokken musici een pakket van maatregelen aangeboden moet worden waarin aan de orde komen

a) informatievoorziening (website): preventie en periodiek gehooronderzoek (audiometrie)

b) gehoorprotectie (persoonlijke gehoorbescherming = otoplastieken = op maat gemaakte gehoorbeschermings oorstukjes, vlak dempend, en voorzien van filters voor variatie van de dempingskarakteristiek, schermen, absorptie, ruimte, etc.)

c) betere planning van geluidsbelasting: niet teveel harde muziek te vaak achter elkaar

d) gehoorrevalidatie (persoonlijk).

 

Om een idee te krijgen of iemand een zogenaamde lawaaidip opgelopen heeft ten gevolge van blootstelling aan te harde muziek is speciaal voor jongeren (maar ook voor anderen) een gehoorscreeningstest ontwikkeld die via internet af te nemen is. De test meet het "verlies" van spraakverstaan in ruis, gerelateerd aan het gehoorverlies (in de hoge tonen) door la­waai. Als de uitslag onvoldoende is wordt geadviseerd bij de audiciën een nauwkeurig audio­gram op te laten tekenen. Deze test is vooral ontwikkeld uit een oogpunt van awareness: jongeren attent maken op de vernuftige functies van hun gehoororgaan en het belang van het goede functioneren van hun gehoor met nog een heel leven van communiceren voor de boeg.

Slotwoord

Voor musici die alleen in hun vrije tijd muziek maken is er weinig risico op gehoorschade. Eigenlijk bijna alleen in groepsverband (orkest) als er in korte tijd (hele) hoge geluidniveaus voorkomen, rond of boven 100 dB(A), en bovendien als dat regelmatig gebeurt. Wat helaas wel vaker voorkomt is de persoonlijke gehoorschade door “ongelukjes”, bijvoorbeeld als iemand “in de oren” van een ander “toetert”.

 

[1] KR Kähäri et al, Hearing assessment of classi­cal orchestral musicians, Scand.Audiol. 2001, 30(1), pp. 13-23

[2] KR Kähäri et al, Assessment of hearing and hearing disorders in rock/jazz musicians, Int.J.Audiol. 2003, 42(5), pp. 279-288

[3] Pickles, University of Queensland, Brisbane, Australia, 2002

[4] http://oto2.wustl.edu/bbears/noise.htm

[5] DD Greenwood, Critical bandwidth and consonance in relation to cochlear frequency-position coordinates, Hear. Res. 1991, 54, pp. 164-208

[6] EJ Jansen et al, Noise induced hearing loss and other hearing complaints among musicians of symphony orchestras. Arch Occup Environ Health. 2009, 82(2), pp. 153-64

Toon alle referenties

Auteur