De zorg is momenteel erg in beweging. Of was dat eigenlijk altijd al zo en valt het nu meer op dan anders? De zorgkosten lopen op en daar moeten we wat mee. Oud nieuws. De werkdruk is hoog. Altijd zo geweest. Techniek wordt steeds complexer. Klopt dat weten we ook al een tijd. Patiënten moeten zo kort mogelijk in een ziekenhuis liggen. Klopt maar ook oud nieuws. Wat is er dan nu anders? In twee artikelen op MT Integraal ga ik in op het onderwerp verplaatsen van zorg naar de thuissituatie. In het eerste artikel in december 2019 gaf ik onder de titel “Slimme Zorg Thuis” een overzicht wat er op dat moment aan ontwikkelingen waren. In dit tweede artikel ga ik dieper in op de wijze waarop medische technologie thuis op een veilige manier tot stand kan komen.
Het belang
NIVEL stelt in 2019 dat meer uniformiteit bij de (veilige) toepassing van medische technologie in de thuiszorg een meerwaarde heeft in de complexe netwerkorganisatie van thuiszorg. Alleen voor thuisbeademing is een veldnorm opgesteld waarin taken, verantwoordelijkheden en de training van zorgverleners rondom de thuisbehandeling staan vastgelegd. Voor de hemodialyse en infuusbehandeling thuis gelden de betreffende protocollen van het ziekenhuis waar de cliënt onder behandeling is bij de medisch specialist. Omdat de thuiszorg vaak cliënten behandelt vanuit verschillende zorginstellingen, werken zij met verschillende protocollen en instructies. Om een veilige behandeling in de thuissituatie te waarborgen lijkt er behoefte te zijn aan een vorm van landelijke afspraken, zoals die voor thuisbeademing zijn ontwikkeld. Een heldere omschrijving van ieders taken en verantwoordelijkheden is des te belangrijker voor de thuiszorg, omdat hier sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid, namelijk tussen de thuiszorg, de medisch specialist van de zorginstelling, de leverancier/fabrikant van de medische hulpmiddelen en de cliënt zelf.
Het verschil tussen netwerkzorg en de traditionele ketenzorg is dat er bij netwerkzorg meerdere behandelaars gelijktijdig een rol spelen bij de behandeling van de patiënt. Dat wil zeggen meerdere behandelaars die gelijktijdig medicatie en /of medische hulpmiddelen kunnen voorschrijven. Een voorbeeld: iemand bezoekt eenmaal per jaar de cardioloog in een ziekenhuis, is ook onder behandeling van een oncoloog in een ander ziekenhuis, bezoekt een fysiotherapeut als nazorg voor revalidatie en is daarbij ook nog onder behandeling van een psycholoog.
Waar begint het traject?
Het kan zijn dat een patiënt na verblijf in het ziekenhuis verder thuis herstelt onder de verantwoordelijkheid van de betreffende medisch specialist. We spreken dan van ziekenhuis verplaatste zorg. Het initiatief voor de behandeling en de bijbehorende keuzes voor medische technologie en medische hulpmiddelen ligt dan automatisch bij het ziekenhuis. Dit gebeurt bij meerdere specialismen. Voor thuisbeademing bijvoorbeeld, is een systeem ingericht via de centra voor thuisbeademing met duidelijke verantwoordelijkheden voor de specialist, de huisarts en de patiënt. In dit artikel gaan we niet uit van ziekenhuis verplaatste zorg maar redeneren we vanuit de zorgbehoefte van de patiënt thuis.
Wat bedoelen we met “thuis”?
Bij het begrip thuis denken we in eerste instantie aan de privé situatie thuis. Maar, thuis kan ook betekenen de verpleeginstelling waar de patiënt zich “thuis” voelt. Het kan zijn dat het verblijf in zo’n instelling tijdelijk is, bijvoorbeeld als er na een val moet worden gerevalideerd. Het verblijf kan ook voor lange duur zijn, bijvoorbeeld bij dementie. In dat geval speelt de specialist ouderengeneeskunde een belangrijke rol bij de behandeling van de patiënt.
Het motto van veilige toepassing van medische technologie
Het convenant veilige toepassing van medische technologie in de medisch specialistische zorg (2016) heeft als motto op de voorpagina: “een veilig medisch hulpmiddel in handen van een getrainde gebruiker in een omgeving die veilig gebruik kan garanderen”. Anders gezegd: een veilige medische handeling komt tot stand als een bekwame zorgprofessional een veilig middel in handen heeft en zich bovendien in een goed georganiseerde zorgomgeving bevindt.
Binnen de muren van een zorginstelling is die omgeving doorgaans “op orde”: elektriciteit, noodstroom, water, gassen en internet. Dit geldt ook voor een zorginstelling waar de patiënt tijdelijk herstelt. Maar dit is niet altijd het geval bij de patiënt in zijn privé thuissituatie. Daar komt bij dat de woonlocatie van de patiënt ook steeds weer anders is: woont de patiënt in een stad of in een buitengebied? In het laatste geval is het maar de vraag of er sprake is van een stabiel internet. Of wat te denken van een patiënt die op een Waddeneiland woont. In dat geval moet je extra aandacht geven aan de bereikbaarheid ingeval van een noodsituatie.
Er is een tweede verschil tussen de zorgomgeving binnen de muren van het ziekenhuis en de zorgomgeving in de privé situatie thuis. In het ziekenhuis mag je ervan uitgaan dat er op 24/7 basis professionals beschikbaar zijn: van zorgpersoneel tot en met technici. In de thuissituatie is dat doorgaans niet het geval. De wijkverpleegkundige of de thuiszorgmedewerker is slechts korte tijd bij de patiënt. De mantelzorger is er vaker maar ook niet altijd. De druk op de patiënt als gebruiker van medische technologie is daarmee veel groter dan wij gewend zijn binnen de muren van zorginstellingen.
Nieuwe rollen
Hierboven werd de mantelzorger al genoemd. Vaak is het zo dat iemand in de nabijheid van de patiënt zich niet of nauwelijks realiseert dat hij of zij de rol van mantelzorg heeft. Het helpen van een naaste wordt als vanzelfsprekend gezien. Mantelzorg is onbetaalde hulp en kan nooit als een verplichting worden opgelegd. Mantelzorg en vrijwilligerszorg worden soms door elkaar gehaald. Toch zijn het verschillende zaken. Mantelzorg komt op je pad. Iedereen krijgt vroeg of laat te maken met mantelzorg: je bent mantelzorger, je wordt mantelzorger of je (hebt) in de toekomst hulp van een mantelzorger nodig. Mantelzorgers zorgen soms 24 uur per dag, ze kunnen hier niet zomaar mee stoppen en ze verrichten soms verpleegkundige handelingen. Daarentegen, vrijwilligers kiezen ervoor om te zorgen. Bij de start is er meestal (nog) geen emotionele band. Zij verlenen hun zorg voor een beperkt aantal uren en kunnen hier op eigen initiatief mee stoppen. Zorgvrijwilligers werken in georganiseerd verband voor een organisatie en verrichten zelden verpleegkundige handelingen. Het opleiden en begeleiden van “leken” zoals mantelzorgers en vrijwilligers wordt een nieuw element in de toepassing van medische technologie.
Nieuwe benadering
De vraag hoe medische technologie veilig kan worden toegepast moet in de thuissituatie dus anders worden benaderd. Eerst zijn aan de orde: welke technologie is haalbaar in deze specifieke thuissituatie. En heeft de patiënt daar vertrouwen in. En nog veel belangrijker: wil de patiënt eigenlijk wel thuis behandeld worden. Een ontroerend voorbeeld is de oudere nierpatiënt die zegt: “ik wil niet dat mijn kleinkinderen zich mij herinneren als de zieke opa. Die apparatuur komt er bij mij niet in. Ik ga liever naar een dialysecentrum waar ik bovendien ook nog met lotgenoten contact heb. En daar hebben ze ook lekkere koffie”.
Pas als je de vragen over wenselijkheid en haalbaarheid duidelijk hebt beantwoord, komen vragen aan de orde als: over welke technologie hebben we het dan precies, welk merk, welk type? Hoe installeren we dat veilig en wat moeten we doen om het veilig te houden? En hoe maken we de patiënt en zijn mantelzorgers bekwaam in het bedienen van de technologie en hoe houden we dat zo? En stel dat er een keer moet worden ingegrepen, bijvoorbeeld na een storing, hoe zorgen we dan de juiste instanties snel worden geïnformeerd? En hoe zorgen we voor registratie van de storing en wie borgt de ondernomen acties? Pas als we dat hebben geborgd, hebben we een lerend systeem gemaakt.
Van Onbewust Onveilig naar Onbewust Veilig
Figuur 2 illustreert hoe de toepassing van medische technologie zich in theorie ontwikkelt.
Als er niets is geregeld en je zou medische technologie in een thuissituatie gaan inbrengen, dan weet je niet wat je mogelijk aanricht: je bent onbewust onveilig. Dit is een situatie die uiteraard onwenselijk is. Door de patiënt, de wijkverpleegkundigen, de thuiszorgmedewerkers, mantelzorgers en vrijwilligers te trainen, wordt duidelijk om welke risico’s het gaat en word je uiteindelijk bewust veilig. Een praktisch voorbeeld: een ieder zou zich moeten realiseren dat een juiste opslag van medicatie en hulpmiddelen in het belang is van de patiënt. Dus buiten bereik van kleine kinderen en niet ”onder de gootsteen”.
In het meest ideale geval zijn alle protocollen zo goed ingeregeld, dat alle betrokkenen er gerechtvaardigd van mogen uitgaan dat het systeem veilig is. In dat geval zitten we in het kwadrant rechtsonder.
Denkt u mee hoe we deze situatie kunnen bereiken?
Stuur ons een mail via r.drost@namco.nl.