“Wij leren onze studenten in korte tijd waar ik zelf 20 jaar over gedaan heb. Het menselijk lichaam zien we als een technisch systeem, maar er zit wel een patiënt voor je die je moet begrijpen.” Aan het woord is prof.dr.ir. Jaap Harlaar , sinds 2017 opleidingsdirecteur van de Bachelor opleiding Klinische Technologie en de driejarige Master opleiding Technical Medicine van de TU Delft, het Erasmus MC en het LUMC. Tijdens het nuttigen van zijn (late) lunch vertelt Harlaar, tevens hoogleraar in de Klinische Biomechatronica aan de TU Delft en voorheen werkzaam als hoogleraar Klinische Bewegingsanalyse aan het VU medisch centrum, gepassioneerd over de opleiding en het werkveld van de klinisch technoloog. In 2020, midden in coronatijd, zijn in Delft de eerste tien klinisch technologen afgestudeerd. “Op plekken waar studenten klinische technologie één keer geweest zijn, wil men ze altijd weer terug.”
De opleiding tot klinisch technoloog
“In de hele opleiding zijn techniek en geneeskunde met elkaar gecombineerd. In Delft, Rotterdam en Leiden dragen we met elkaar verantwoordelijkheid voor het onderwijsprogramma. De docenten komen dan ook uit alle drie de instellingen. Per vak is de integratie van techniek en geneeskunde tot stand gebracht door bij ieder vak een technisch en een geneeskundig docent te betrekken waarvan de vakgebieden op een natuurlijke wijze bij elkaar passen.
De Bachelor opleiding bestaat uit drie jaar en wordt afgesloten met een Bachelor eindopdracht. Dit is een kort afstudeerproject in groepjes, waarvan de opdrachten altijd uit de ziekenhuizen komen. De studenten zitten dan ook zo veel mogelijk lokaal in de ziekenhuizen. Er zijn technische begeleiders, maar we proberen de opdrachten zo dicht mogelijk bij de klinische praktijk uit te voeren.
In de Master opleiding zijn er twee tracks, I&I en S&S: Imaging and Interventions en Sensing and Stimulation. Deze tracks focussen zich met name op wat er in de operatie kamer en rondom de intensive care gebeurt, twee technisch intensieve afdelingen van het ziekenhuis. In het tweede masterjaar gaan de studenten het ziekenhuis in voor verschillende coschappen. Deze coschappen worden gecombineerd met een estafette stage: een technische opdracht waar aan een stukje van een probleem wordt gewerkt. Een volgende student gaat in een volgende stage hier weer verder mee. In het derde jaar van de master hebben studenten drie maanden vrije keuze voor keuzevakken of een bedrijfsstage. Er volgt daarna een literatuuronderzoek en een grote afstudeeropdracht in een ziekenhuis onder begeleiding van zowel een technische als een medische supervisor.“
Verantwoordelijke taak
“Met de master Technical Medicine kun je je registreren bij de wet BIG als klinisch technoloog. Twee jaar geleden is de BIG registratie voor klinisch technologen tot stand gekomen. De naam klinisch technoloog is politiek zo gekozen. Het beroep werd eerst tijdelijk erkend. Aan de Universiteit Twente is de studie destijds opgericht onder de naam Technische Geneeskunde. De beroepsvereniging heet de NVvTG, de Nederlandse Vereniging voor Technische Geneeskunde. De opleidingen in Delft en in Enschede zijn hetzelfde: we hebben dezelfde eindtermen en worden gezamenlijk gevisiteerd. Een verschil met andere opleidingen zoals bijvoorbeeld Biomedical Engineering is dat de klinisch technoloog, plat gezegd, met de handen aan de patiënt mag zitten. Door middel van de wet BIG is het toegestaan dat je de fysieke integriteit van personen in een behandelcontext mag doorbreken.
In de opleiding oefenen de studenten dus al de klinische handelingen die ze mogen verrichten op basis van de wet BIG, zoals prikken, snijden, endoscopisch onderzoek, straling toedienen. Ze zijn dus hands-on met de patiënt bezig. Ongeveer 42% van de inmiddels meer dan 400 afgestudeerden (Delft en Twente samen), gaat werken in een academisch ziekenhuis, 19% komt terecht in een algemeen ziekenhuis. Klinisch technoloog is echt een beroep in de gezondheidszorg, maar er zijn ook afgestudeerden die andere carrière paden hebben gekozen. Veel beginnen in het ziekenhuis eerst met een promotie. Er gaan ook mensen in het bedrijfsleven werken, zo’n 18%.
In de Bachelor opleiding starten we met 100 studenten, vanwege een numerus fixus, net als bij geneeskunde. Er zijn echter zo’n 700 kandidaten die zich aanmelden. Dus we moeten 600 studenten afwijzen. Ik vind het een heel verantwoordelijke taak om jonge mensen die zich echt aangetrokken voelen tot de combinatie techniek en geneeskunde hier in Delft te kunnen laten studeren. We selecteren door middel van drie testen: natuurkundig inzicht, snelheid van geneeskundige informatie opnemen en een persoonlijkheidstest. Zo selecteren we hele slimme jongens en meisjes die opgeleid worden tot 80% arts en 80% ingenieur; ze kunnen wel iets meer aan dan 100%. We zijn hier heel tevreden over, maar het blijft moeilijk om jonge mensen op hun 17e te selecteren hoe ze 5 jaar later zullen presteren. Niemand weet wat de succesfactoren zijn voor een goede dokter of voor een goede klinisch technoloog.”
Begrip en respect
“Op veel plekken waar studenten klinische technologie één keer geweest zijn, wil men ze eigenlijk altijd weer terug. Na wat koud water vrees en scepsis, zijn ze uiteindelijk echt dol op mensen die van iets meer verstand hebben dan van alleen geneeskunde. “Er is eindelijk iemand met technische kennis die me ook begrijpt”, zegt men. Dat is ook precies wat onze opleiding wil zijn: de brug tussen geneeskunde en techniek.
In Nederland lopen we best wel vooraan: er is nog niet echt een opleiding in de wereld die hetzelfde doet als wat wij hier in Nederland doen. Klinisch handelen is in het buitenland niet zo makkelijk. Je moet een beetje een grens over: zo’n ingenieur, kan die dat wel? Maar het is geen ingenieur, het is een klinisch technoloog. Waar ik 20 jaar over heb gedaan om als ingenieur in een ziekenhuis precies te snappen hoe dokters denken en wat de problemen zijn, dat proberen we de studenten in kortere tijd te leren. Niet iedere technische oplossing is automatisch een oplossing in de ogen van diegene die het ook moet gaan toepassen.
Wat voor een ingenieur ontzettend moeilijk te begrijpen is, is dat artsen patiënten behandelen zonder dat ze altijd een duidelijk beeld hebben over de achterliggende causaliteit. Een arts komt met anamnese en onderzoek tot een voorlopige diagnose, een aantal diagnoses worden uitgesloten, of misschien wordt er één bevestigd. Via de wetten van de kansberekening wordt het zoekgebied steeds nauwer en op een gegeven moment stelt men de meest waarschijnlijke diagnose en volgt behandeling. Als ingenieur ben je niet zo bezig met het probabilistische, maar probeer je echt vanuit de wetten van de natuurkunde te redeneren, deterministisch. Ik zeg altijd: als ik het snap, dan ken ik het.
Voor mij was het ontzettend moeilijk in het begin om te zien dat artsen zonder dat ze begrepen wat er aan de hand was, toch patiënten gingen behandelen. “Die lui die doen maar wat en verpakken het in mooie woorden”, dacht ik. Maar gaandeweg heb ik steeds meer respect voor artsen gekregen. Sommige ziektes kun je gewoon niet begrijpen, of het gaat nog decennia duren. Maar er zit wel een patiënt voor je neus die je moet helpen. En vanuit je eigen ervaring, ervaring van anderen en uit leerboeken moet je de beste behandeling aanbieden, ondanks dat je het niet precies begrijpt.”
Geneste model
“Ik vind dat je nog steeds vanuit de causaliteit en de etiologie moet proberen te zien wat er aan de hand is met een patiënt. We brengen onze studenten bij om het menselijk lichaam als een technisch systeem te zien. Het spierskeletstelsel en de biomechanica, het zenuwstelsel en signaalanalyses, chemische processen, hemodynamica en stromingsleer. Je kunt er naar kijken met een technische bril op: een technisch systeem wat je moet begrijpen en formules die het moeten beschrijven.
Tegelijkertijd is het voor de klinisch technoloog belangrijk om je in te leven in de mens die voor je zit. Het is niet alleen een lichaam, er zit ook een hoofd op en een hart in. Mensen hebben een bepaalde manier om hun leven te vullen, dat wat voor hen belangrijk is. Dus niet alles wat technisch kan of vanuit rationeel perspectief het beste is, moet toegepast worden. Die afweging wordt natuurlijk steeds gemaakt. Dit is het zogenaamde geneste model (ik citeer nu uit mijn oratie): je gaat eerst van de holistische mens uit en kijkt wat de patiënt graag wil; shared decision-making zoals dat zo mooi heet. Daarna moet het technisch zo goed mogelijk uitgevoerd worden. Uiteindelijk wil je dat je interventie in technische zin geslaagd is, maar ook dat het de patiënt heeft gebracht wat hij er van verwachtte. Dit komt in het curriculum van de opleiding naar voren middels een leerlijn academische vorming, stages, persoonlijke ontwikkeling en begeleiding, peer review en zelfreflectie.”
Tot slot
“Aan studenten wil ik meegeven dat ze mogen vertrouwen op zichzelf. Iedereen weet zo’n beetje wat een ingenieur is, iedereen weet zo’n beetje wat een arts is. Dat hoef je niet echt uit te leggen als je op een verjaardag komt of als je oma je vraagt: “Wat studeer je eigenlijk, jongen?” Maar als klinisch technoloog heb je wat uit te leggen. Je valt niet in één van de bekende beroepsprofielen, want het is allemaal nieuw. Dus je moet op jezelf vertrouwen. Dat vereist enige lef.
Belangrijke veranderingen in de geneeskunde komen door technologische vernieuwingen. Aan de lezers van MT Integraal wil ik daarom meegeven dat iedereen die in het vakgebied geneeskunde/techniek werkt, er enorm trots op mag zijn dat ze met veel impact bijdragen aan de gezondheid van ons allemaal.”