Terug

De  opkomst van de Klinische Informatica
Ward Cottaar

09 november 2012

(Laatst aangepast: 29-06-2018)

De opkomst van de Klinische Informatica

Columns Berichten

In 2010 is de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) samen met het zorgveld begonnen met de tweejarige postacademische opleiding tot Klinisch Informaticus. Doel van de opleiding is mensen de kennis en vaardigheden bij te brengen om binnen het zorgdomein een optimale informatie-uitwisseling tot stand te brengen tussen patiënten, zorgprofessionals en ondersteunende partijen. De opleiding wordt uitgevoerd in samenwerking met ziekenhuizen: de ziekenhuizen bieden de opleidingsplaatsen aan. De trainees werken de meeste tijd, zo’n 70-80%, in het ziekenhuis en komen daar volop in aanraking met de complexiteit van de (informatie in de) zorg.

Behoefte

De opleiding heeft een wetenschappelijke component, maar is vooral gericht op de beroepsuitoefening in de dagelijkse praktijk: het oplossen voor werkelijke problemen. Daarmee past deze opleiding in de lange traditie van tweejarige ontwerpersopleidingen zoals die op vele gebieden aan de technische universiteiten bestaan.

De opleiding wordt uitgevoerd in samenwerking met ziekenhuizen: de ziekenhuizen bieden de opleidingsplaatsen aan. De trainees werken de meeste tijd, zo’n 70-80%,  in het ziekenhuis en komen daar volop in aanraking met de complexiteit van de (informatie in de) zorg.

Behoefte aan informatie
Informatie is altijd een belangrijk element geweest in de gezondheidszorg. Immers, artsen spreken met patiënten, en onderzoeken patiënten, ten einde meer informatie te krijgen over de toestand van de patiënt. Daaraan wordt informatie toegevoegd die bekend is uit het verleden, naast algemene informatie  over patiëntengroepen en ziekteprocessen. Op grond van al deze informatie nemen arts en patiënt beslissingen over therapie. De resultaten van het onderzoek, de genomen beslissingen en de resultaten van de therapie worden op hun beurt weer vastgelegd voor toekomstige trajecten van dezelfde patiënt (en vaak geanonimiseerd en geaggregeerd, als kennis bruikbaar  gemaakt voor de behandeling van toekomstige patiënten).

Aangezien anno 2012 de vastlegging, bewerking en communicatie van informatie voor het overgrote deel met digitale middelen wordt gedaan, leunt informatievoorziening in de zorg zwaar op informatie- en communicatietechnologie (ICT). Ook zijn er grote verwachtingen van de extra mogelijkheden die ICT zal kunnen in de zorg. Immers: ICT doorbreekt de klassieke gebondenheid van de zorg naar plaats en handeling. Anders gezegd: klassiek is de kern van het zorgproces te vinden in het samenkomen van patiënt, behandelaar(s) en dossier in één ruimte op één moment. ICT kan er voor zorgen dat het “dossier” op meerdere plaatsen en onafhankelijke tijdstippen geraadpleegd kan worden en dat meteen over dit dossier gecommuniceerd kan worden, synchroon of asynchroon. Daardoor zijn er mogelijkheden binnen bereik gekomen voor het voorkomen van fouten, multidisciplinaire zorg, ketenzorg, zorg op afstand, veel intensievere samenwerking tussen zorgverleners van verschillende instituten etc. Voorbeelden van laatstgenoemde zijn te vinden in diabeteszorg en in kankerzorg. Ook kan ICT helpen om de patiënt een veel actievere rol te geven bij het management van de eigen gezondheid en ziekte.

De praktijk is echter weerbarstig. De genoemde hoge verwachtingen komen vaak niet uit. De belangrijkste oorzaak van dit falen ligt in het feit dat de ontwikkeling van informatievoorziening met elektronische middelen simultane en gecoördineerde activiteiten vereist in drie werelden die grote onderlinge verschillen kennen in taal, cultuur, en werkwijze. Die werelden zijn de zorg zelf, de besturing en organisatie van de zorg en de wereld van de elektronische informatievoorziening. De klinisch informaticus is degene die deze barrières moet kunnen overwinnen.

Inspiratie voor dit profiel
De inspiratie is afkomstig van het profiel dat in 2009 is vastgesteld onder auspiciën van de American Medical Informatics Association (AMIA) ( Core Content for the Subspecialty of Clinical Informatics Reed M. Gardner et al, J Am Med Inform Assoc. 2009;16:153-157). Ondanks het feit dat men hier een medisch subspecialisme op het oog heeft, en de clinical informatician dus arts is, geeft dit artikel veel houvast, ook voor de Nederlandse situatie (waar de klinisch informaticus als regel geen arts is). Binnen de Nederlandse situatie is verder inspiratie gevonden bij het beroep van klinisch fysicus.

Een andere bron van inspiratie zijn de ontwerpersopleidingen zoals die al meer dan 25 jaar aan de technische universiteiten bestaan: deze opleidingen (met een vergelijkbaar instroomniveau als promotietrajecten) leiden (technische) professionals op om in de dagelijkse praktijk problemen op te lossen. Kern van de opleidingen is het leren van “de vraag goed op te lossen”, maar vooral ook “de goede vraag op te lossen”.

En uiteraard is er veel inspiratie gekomen van de ervaringen van mensen uit het veld.

Profiel

De impact die het beroep van klinisch informaticus heeft vatten wij samen als:

  • Transformatie en optimalisatie van zorg, door: Analyse, Ontwerp, Implementatie, Ondersteuning en Evaluatie van informatieoplossingen die:
  • Gezondheid bevorderen, individueel en collectief;
  • Zorg verbeteren (kwaliteit, veiligheid, doelmatigheid);
  • De patiënt meer zelfstandigheid en initiatief gunnen;
  • De arts-patiënt relatie optimaliseren.

Omdat informatie in het gehele gebied van gezondheid en zorg een cruciale rol speelt, is het werkveld van de klinisch informaticus potentieel zeer breed. In de praktijk echter doen (op dit moment) de meest zichtbare vraagstellingen zich voor bij zorginstellingen en (regionale of landelijke) samenwerkingsverbanden van zorginstellingen. De eerste lichtingen trainees van TU/e zijn dan ook te vinden in ziekenhuizen.

De klinisch informaticus werkt daarbij samen met de drie groepen belanghebbenden:

  • De actoren binnen het zorgproces: patiënten, artsen, verpleegkundigen, paramedici, etc.;
  • De (be)stuurders van het zorgproces: bestuurders, managers, overheden, inspecties, etc.;
  • De enablers van informatievoorziening van het zorgproces: IT specialisten, architecten, software-leveranciers, standaardisatie-organisaties, etc..

De werkzaamheden van de klinisch informaticus spelen zich daarbij af op drie niveaus:

  • Strategisch: het formuleren van het beleid rond de informatievoorziening van het zorgproces, vaak gekoppeld aan innovatie van het zorgproces zelf;
  • Tactisch: het ontwerpen en tot stand brengen van vernieuwingen in de informatievoorziening van het zorgproces;
  • Operationeel: het leveren van een bijdrage aan de informatievoorziening zelf binnen het operationele zorgproces.

Daarmee is het beroep van de klinisch informaticus complex: het speelt zich vaak af tussen fysiek verschillende locaties, er zijn vele belanghebbenden en gekozen oplossingen moeten uiteraard operationeel werken, maar ook passen binnen langere termijn kaders.

Opleiding

Uitgaande van het beroepsprofiel is er een lijst opgesteld van kennis en vaardigheden van de klinisch informaticus. Hierbij worden de volgende blokken onderscheiden:

  • Basiskennis (het beroep, geschiedenis, concepten, informaticaliteratuur, de zorg: inhoud, organisatie, structuur, financiering, kwaliteit)
  • Klinische besluitvorming en zorg(proces)optimalisatie (beslissingsondersteuning, kennismanagement, kwaliteit, veiligheid, klinische workflow, evidence based care)
  • Zorginformatie oplossingen (ICT systemen, mens - machine interactie, architectuur, interoperabiliteit, standaarden, veiligheid en kwaliteit van informatie, levenscyclus)
  • Leiderschap en verandermanagement (leiderschap, effectieve multidisciplinaire teams, effectieve communicatie, project management, strategische en financiële planning, verandermanagement)

Deze kennis en vaardigheden maken de trainees zich eigen door een curriculair deel (met opdrachten) vanuit de TU Eindhoven en uiteraard door te werken in de professionele praktijk. In het ziekenhuis voeren de trainees vele kleine en grotere opdrachten en projecten uit. Hiervan is er tenminste een met een belasting van zo’n 9 maanden, zodat er een stevig, herkenbaar resultaat wordt afgeleverd.

Gedurende de opleiding wordt er ook een project van enige maanden gedaan in een andere organisatie. Dit kan een ander ziekenhuis zijn, maar bijvoorbeeld ook de industrie of een regionale zorgorganisatie. Hiermee wordt de blik van de trainee verder verruimd.

Uiteraard kan gedurende een tweejarige opleiding niet alles geleerd worden. Met de afronding van de eerste trajecten kan wel vastgesteld worden dat de trainees een quantumsprong in hun kennis en vaardigheden gemaakt hebben. Tegelijk hebben we als opleiding van deze eerste ervaringen geleerd en maken daarmee de opleiding voor de volgende jaargangen nog beter toegesneden op de behoefte.

Gedurende de opleiding zijn de trainees voor 0,8 fte aangesteld in het ziekenhuis en voor 0,2 fte aan de TU Eindhoven.

Eerste projecten

Als gezegd doen de trainees gedurende hun opleiding vele verschillende projecten; hierbij wordt bewust gestreefd naar variatie langs verschillende assen: zowel de rol van architect als de rol van projectleider komen aan de orde. Opdrachten lopen van voorstudies tot implementatie in de praktijk. Een aantal grotere projecten wordt hieronder iets uitgebreider besproken.

Het verpleegkundig EPD
In het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht is de vraag gesteld op welke manier de implementatie van het verpleegkundig deel van het EPD het beste uitgevoerd kan worden en aan welke randvoorwaarden voldaan moet zijn voordat overgegaan kan worden tot implementatie van het systeem. Hierbij is het uitgangspunt geweest om een experimentele aanpak te hanteren waarmee de visie d.m.v. een pilot in de praktijk getoetst zou worden. Gedurende het project werd duidelijk dat de uitdaging erin zat om de verschillende stakeholders voor te bereiden op en te enthousiasmeren over de komst van een verpleegkundig EPD. De gehanteerde aanpak, die een flexibele en meegaande karakter moest hebben om overeind te blijven in het sterk veranderlijk bestuurlijk veld van het EPD, heeft uiteindelijk de mate van succes van het project bepaald. Naast de harde projectresultaten als de visie op het verpleegkundig EPD, de business case en het programma van eisen, liggen er belangrijke resultaten op de zachte kant van de organisatie: betrokkenheid, enthousiasme en commitment van de zorgverleners voor gebruik van het verpleegkundig EPD.

Digitaal polidossier Radiotherapie
Radiotherapieafdelingen kennen vaak een lange historie van automatisering, gegroeid vanuit de vele technische kennis die op deze afdelingen aanwezig is. En vanuit de beheersnoodzaak van de bestralingsplannen. Maar ook hier is er vaak nog veel papierwerk. De radiotherapieafdeling van de Isala klinieken in Zwolle wilde hier een stap in maken: met de toenemende stroom patiënten is er behoefte aan efficiëntere processen en door de groeiende complexiteit van behandelingen is de interactie met andere afdelingen toegenomen (en zal alleen maar verder toenemen). De opdracht was tot een ICT structuur te komen, waarbij de behandeling binnen de afdeling geheel digitaal gevolgd kan worden en tegelijk een goede link verzorgd wordt met de rest van het ziekenhuis (en in de toekomst naar andere ziekenhuizen in de regio). Een goede inventarisatie van de processen binnen de afdeling, de behoeftes van de artsen en andere klinische medewerkers en ook het toekomstbeeld van de automatisering binnen het gehele ziekenhuis (en regio) heeft geleid tot een oplossing die aan de eisen voldoet. Een tijd je eigen weg durven gaan bleek hierbij ook van belang: gedurende het project was nog lang niet iedereen overtuigd dat de goede route gekozen was, maar blijven wachten was ook geen optie. Aan het eind van de rit is een ieder tevreden.

eHealth
Een onderwerp waar iedere zorginstelling vroeg of laat mee te maken krijgt. Maar wat moet je er nu mee als ziekenhuis, wat is de impact op, en waar liggen er kansen voor de eigen organisatie? Het is belangrijk dit goed helder te krijgen. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) heeft hierop ingespeeld door de trainee een visie op eHealth te laten ontwikkelen. De uitgewerkte visie omvat een werkbare definitie van eHealth en geeft duidelijk aan welke stappen het JBZ zou moeten gaan nemen bij het actief inzetten van eHealth. Het is hierbij belangrijk om zich te realiseren dat eHealth geen doel op zichzelf is, maar een middel waarmee strategische doelstellingen behaald kunnen worden. Daarnaast moet er rekening mee worden gehouden dat eHealth een grote verandering in de organisatie te weeg brengt. Consequentie hiervan is dat het onderdeel dient te worden van de cultuur wil het een kans van slagen hebben. Deze, door de trainee opgestelde visie, is door het JBZ onderschreven met als gevolg dat het JBZ er werkelijk mee aan de slag wil en kan.

Conclusie

Met acht posities in 2010, waarvan nu dus zes afgestudeerd, elf in 2011 en negen in 2012, lijkt de opleiding voor Klinisch Informaticus al zijn plek gevonden te hebben. Het is duidelijk dat er een behoefte is, zeker wanneer je in aanmerking neemt dat voor deze opleidingsplekken de ziekenhuizen zelf de kosten dragen (er is geen financiering uit de overheid).

In talrijke projecten hebben trainees, door heel bewust steeds alle belanghebbenden in beeld te houden, stevig bijgedragen aan succes. Het is een trainee zelfs gelukt een leverancier te overtuigen dat de door hen gekozen opzet van een softwarepakket absoluut niet geschikt was en dat een andere opzet noodzakelijk was.

Uiteraard leren we ook van de opleiding en door continue evaluatie met de trainees, ziekenhuizen en docenten wordt de opleiding steeds scherper en beter.



Toon alle referenties

Auteur