Terug

Veilige medische technologie onvoldoende onder aandacht in ziekenhuizen
Kitty Siemerink

07 juli 2014

(Laatst aangepast: 11-08-2016)

Veilige medische technologie onvoldoende onder aandacht in ziekenhuizen

Columns Berichten

In de tweede helft van 2013 raakte de implementatie van het Convenant in een stroomversnelling toen de Inspectie voor de Gezondheidszorg aankondigde dit bij 1 op de 5 ziekenhuizen onaangekondigd te komen toetsen. Op 5 juni 2014 verscheen het eindrapport, met als hoofdboodschap dat veilig gebruik van medische technologie onvoldoende bestuurlijke aandacht heeft gekregen in de ziekenhuizen. Dit artikel gaat verder in op de bevindingen van de Inspectie, op basis van informatie uit het hoofdrapport en de individuele rapportages per ziekenhuis.

Inleiding

Met de keuze voor dit hoofdthema van het onderzoek heeft de Inspectie de ziekenhuisbesturen geforceerd om hun rol op te pakken. De centrale rol voor de Raad van Bestuur is de grootste voorwaarde voor goede implementatie van het Convenant. Vóór de publicatie van het Convenant stond medische technologie maar weinig op de agenda’s van Raden van Bestuur in de meeste ziekenhuizen. De ontwikkeling van kwaliteitsprocedures voor medische technologie werd gedelegeerd naar de afdeling klinische fysica / medische instrumentatie. Hierdoor kwamen kwaliteitsprocedures rondom medische technologie maar moeilijk van de grond.

De Inspectie lijkt goed te hebben ingeschat waar het knelpunt voor implementatie zou zitten. Niet voor niets zijn er twee toetsingskaders gebruikt: één voor het Convenant en één voor de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid. De Inspectie beoordeelde op urgentiebesef voor implementatie, structuur van het implementatieproject, communicatie binnen het huis, inbedding in het kwaliteitssysteem en borging van de procedures. Dit zijn de basis ingrediënten voor een goede implementatie van het Convenant. In de rest van dit artikel wordt een korte samenvatting per thema gegeven.

 




Urgentiebesef

In de helft van de ziekenhuizen beoordeelde de Inspectie het urgentiebesef van de Raad van Bestuur voor implementatie van het Convenant als onvoldoende. Deze ziekenhuizen scoorden onvoldoendes op minimaal vier van de vijf bovenstaande thema’s van het toetsingskader voor bestuurlijke verantwoordelijkheid. In de overige 10 ziekenhuizen werd op alle thema’s gemiddeld voldoende gescoord, op een enkel criterium na. Dit onderschrijft dat het urgentiebesef een belangrijke voorwaarde is voor de implementatie van het Convenant.

 

Projectstructuur

In 8 van de 20 ziekenhuizen was er nog geen projectstructuur voor de implementatie van het Convenant. De reden hiervoor verschilde per ziekenhuis, maar hierin ontbrak ook de dirigerende rol voor de Raad van Bestuur. In 7 van de 8 ziekenhuizen werd het urgentiebesef van de Raad van Bestuur ook laag ingeschat. In de ziekenhuizen waar de implementatie projectmatig werd aangepakt was het projectleiderschap in een groot deel van de ziekenhuizen belegd bij de klinische fysica, medische instrumentatie of facilitaire dienst. In andere ziekenhuizen was een leidende rol belegd bij de afdeling Inkoop of bij zorgmanagers.

Communicatie lijnmanagement
Een derde belangrijke voorwaarde voor implementatie van het Convenant is de betrokkenheid van medisch specialisten, afdelingsmanagers en kwaliteitsmedewerkers. Afdelingsmanagement en gebruikers moeten op de hoogte zijn van hun eigen verantwoordelijkheden en deze uitvoeren. Een voorwaarde is dat het proces voor dit doel toereikend is ingericht. De Raad van Bestuur dient te bewaken dat het lijnmanagement wordt ingelicht over de implementatie van het Convenant en waar nodig wordt betrokken bij de invulling van procedures. In 9 van de 10 ziekenhuizen waar het urgentiebesef van de Raad van Bestuur als ontoereikend werd bevonden, werd ook geconcludeerd dat het lijnmanagement onvoldoende tot matig was ingelicht over de implementatie.

 

Integratie in ziekenhuisbreed kwaliteits- en veiligheidssysteem

De procedures van het Convenant moeten worden ingebed in de ziekenhuisbrede kwaliteits- en veiligheidssystemen. In het centrale kwaliteitssysteem dient het kwaliteitshandboek voor medische technologie opgenomen te zijn. In het veiligheidsmanagementsysteem moeten risicomanagement procedures zijn opgenomen die sturingsinformatie opleveren voor verbetering van veilig gebruik van medische technologie.

Het kwaliteitshandboek met procedures van aanschaf tot afvoer was in bijna alle ziekenhuizen (17 van de 20) opgenomen in het centrale kwaliteitssysteem. De NIAZ accreditatie leek een goede aanleiding hiervoor te zijn. In de drie overige ziekenhuizen (allen met onvoldoende bevonden urgentiebesef) was dit (nog) niet geïntegreerd. In deze ziekenhuizen was het kwaliteitshandboek beperkt tot de afdeling klinische fysica / medische instrumentatie, of verschilde deze per afdeling. In die ziekenhuizen concludeerde de Inspectie dat afdelingsmanagement en medisch specialisten onvoldoende in staat waren om hun verantwoordelijkheden uit te voeren.

In 7 van de 10 laag scorende ziekenhuizen is de implementatie van risicomanagement procedures als onvoldoende tot matig beoordeeld. De implementatie was onvoldoende geborgd wanneer de retrospectieve analyse niet systematisch kon leiden tot verbetermaatregelen. Tevens werd getoetst of er prospectieve risicoanalyses werden uitgevoerd, onder anderen als onderdeel van het aanschaftraject.

Borging van het Convenant
In 6 van de 10 goed scorende ziekenhuizen gaf de Inspectie aan borging van het Convenant de status “Geborgd”, in de overige 4 was dit “Operationeel”. In ziekenhuizen waar de borging voldoende was, werden interne audits uitgevoerd en leverden procesindicatoren objectieve statusinformatie aan voor sturing en controle op de implementatie. Aanvullend werd in een paar ziekenhuizen periodiek de status van het Convenant besproken met afdelingsmanagers.

In alle 10 ziekenhuizen met onvoldoende urgentiebesef voor de Raad van Bestuur werd de borging als niet operationeel beoordeeld. In een paar ziekenhuizen ontbrak dit omdat de implementatie nog niet voldoende gevorderd was. In de ziekenhuizen waar men wel met veiligheidsrondes en kwaliteitsindicatoren werkte, werden de procedures van het Convenant niet of onvolledig getoetst. Een andere reden was In de overige ziekenhuizen was de borgingsmethode niet objectief genoeg. Initiatieven zoals periodiek overleg met de Raad van Bestuur of het bijhouden van een statusoverzicht waren als onvoldoende beoordeeld wanneer dit niet structureel tot sturingsinformatie kon leiden.

 

Tot slot

De Inspectie concludeert dat de implementatie van het Convenant onvoldoende bestuurlijke aandacht heeft gekregen. De objectieve lezer ziet echter 10 ziekenhuizen waarin dit voldoende is gebleken en 10 ziekenhuizen met onvoldoende bestuurlijke aandacht. De auteur van dit artikel vroeg zich bij aanvang van het schrijven af of de Inspectie niet te hoge verwachtingen heeft gehad. Er wordt immers al ruim 10 jaar tevergeefs getracht om dit onderwerp hoog in de ziekenhuisorganisatie op de agenda te brengen. Is 10 van de 20 dan geen goede score?

 

 

Na in de materie te zijn gedoken moet deze mening toch worden bijgesteld. Voor implementatie van de procedures kan in de meeste gevallen gebruik gemaakt worden van al bestaande structuren, zoals de ziekenhuisbrede kwaliteit- en veiligheidssystemen. Misschien heeft de Inspectie dus goed gezien dat met de vijf hierboven genoemde ingrediënten en de Raad van Bestuur als chefkok het recept “Implementatie van het Convenant” best goed zou kunnen uitpakken? 

Toon alle referenties

Auteur