Terug

Rol van de klinisch fysicus bij aanschaf, acceptatie en ingebruikname van medisch beeldvormende apparatuur
Redactie MTIntegraal

04 november 2013

(Laatst aangepast: 11-09-2016)

Rol van de klinisch fysicus bij aanschaf, acceptatie en ingebruikname van medisch beeldvormende apparatuur

Publicaties

Inleiding

 In het convenant ‘Veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’ [1] worden drie fases van de levenscyclus van medische apparatuur beschreven: de invoering, het gebruik en de afstoting van een apparaat (Figuur 1).

Sinds de invoering van het convenant wordt het steeds belangrijker om het kwaliteitsbeleid met betrekking tot de verschillende fases vast te leggen. Om te inventariseren hoe er wordt omgegaan met fase 1, de invoering van medische apparatuur, in verschillende ziekenhuizen in Nederland hebben de klinisch fysici in opleiding van de afdeling Radiologie van het LUMC een vragenlijst opgesteld.

Het doel van de vragenlijst was om de rol van de klinisch fysicus bij de aanschaf, acceptatie en ingebruikname van medische beeldvormende apparatuur op de afdelingen Radiologie en Nucleaire Geneeskunde in kaart te brengen.

Respondenten

De vragenlijst is verstuurd naar de leden van de kring beeldvormende technieken van de NVKF. Van de 46 respondenten zijn er 24 werkzaam bij Radiologie en 22 bij Nucleaire Geneeskunde.

In figuur 2 is de verdeling van deze respondenten over verschillende soorten ziekenhuizen weergegeven. In de vraagstelling is onderscheid gemaakt tussen UMC’s, samenwerkende topklinische ziekenhuizen (STZ) en algemene ziekenhuizen.

Aanschaf

Wat is de rol van de klinisch fysicus bij aanschaf van nieuwe medisch beeldvormende apparatuur? Vrijwel alle respondenten (96 %)  geven aan dat de klinisch fysicus de expert is op het gebied van de afscherming van de ruimte. Ook scoren andere expertisegebieden zoals marktoriëntatie (NG 86 %, RD 83 % ), functionele eisen (NG 90 %, RD 75 %) en technische eisen (NG 86 %, RD 96 %) hoog. Hiermee samenhangend is ook 90 % lid van de werkgroep die verantwoordelijk is voor het opstellen van het programma van Eisen (PvE). Opvallend is dat bij Nucleaire Geneeskunde 50 % van de respondenten aangeeft voorzitter te zijn van deze werkgroep, ten opzichte van 20 % van de klinisch fysici Radiologie.

De andere leden van de werkgroep PvE zijn vaak een medisch specialist ( NG 86 %, RD 96 %), Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundige (MBB’er, 90 %) Inkoop (75 %) en medische techniek (NG 55 %, RD 63 %), zie figuur 3.

Figuur 1Verdeling van de respondenten

Figuur 2Samenstelling werkgroepen Radiologie en Nucleaire Geneeskunde

Figuur 3

Figuur 4Gereserveerde tijd voor acceptatie medische beeldvormende apparatuur

Acceptatie

De klinisch fysicus is verantwoordelijk voor het acceptatieprotocol, zo zegt 100% van de respondenten. Bij Radiologie is vaak ook de medisch technicus betrokken (46 %, NG 14 %), bij Nucleaire Geneeskunde een  MBB’er  (32 %, RD 4 %). Op de vraag hoeveel tijd er doorgaans wordt gereserveerd voor de acceptatie van verschillende modaliteiten op de afdeling Radiologie was het antwoord voor röntgenapparatuur eenduidig (figuur 4). Voor de meeste modaliteiten (bucky, zaaltoestel) wordt 0.5 -1 dag gereserveerd, voor de meer complexe apparatuur (angiokamers, CT) 2-5 dagen. Bij de MRI is de spreiding in de antwoorden het grootst, maar wordt in de meeste gevallen (45%) 2 tot 3 dagen voor acceptatie gereserveerd.

 

Bij Nucleaire Geneeskunde is met name de PET-CT opvallend: 7 respondenten besteden hier 2-3 dagen aan de acceptatie, en 10 respondenten noemen 4-5 dagen (figuur 5). Voor de andere gevraagde nucleair geneeskundige modaliteiten is er meer overeenstemming; 2-3 dagen voor de SPECT en 0.5-1 dag voor de Dexa.

Vrijgave

Als vervolg op de eerdere vraag, wie is verantwoordelijk voor het acceptatieprotocol, stelden we de vraag wie bepaalt wanneer het apparaat voldoet aan de gestelde eisen (functioneel en technisch) en ingezet mag worden in de kliniek. Bij Nucleaire Geneeskunde is dit in alle gevallen de klinisch fysicus, vaak samen met de medisch specialist (NG 55%, RD 8 %).

Bij Radiologie wordt hiervoor ook veruit het meest de klinisch fysicus genoemd (96 %), en in 38 % speelt het hoofd van de afdeling ook een rol (NG 20 %).

 

De vrijgave wordt bij 50 % van alle respondenten ( NG 46 %, RD 54 %) formeel vastgelegd met een intern ontworpen vrijgaveformulier. Een kwart gebruikt hiervoor een vrijgaveformulier van de fabrikant, en de overige respondenten leggen de vrijgave niet vast met behulp van een formulier.

Voor Radiologie is met name bij de UMC’s het vastleggen van vrijgave met behulp van een formulier niet gebruikelijk, 45 % doet dit niet ( STZ 20%, algemeen 0%). Bij Nucleaire Geneeskunde is dit bij UMC’s voor 33% het geval, voor STZ’s 42% en algemeen 0%. Bij beide werkterreinen wordt het vrijgaveformulier dus het meest gebruikt in de algemene ziekenhuizen.

Wanneer een vrijgave formulier wordt gehanteerd, is bij zowel Nucleaire Geneeskunde als Radiologie in 60 % van de gevallen de klinisch fysicus verantwoordelijk voor het ondertekenen ervan. Bij 30 % is het hoofd van de afdeling degene die het formulier accordeert. Dit is voornamelijk in de algemene ziekenhuizen het geval (NG 100 %, RD 80 %).

Conclusie

Uit de antwoorden op de vragenlijst blijkt dat de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de klinisch fysici zeer uiteenlopend zijn. De verantwoordelijkheid voor de afschermingsberekeningen en het accepteren van nieuwe medische apparatuur behoort echter voor alle klinisch fysici tot hun takenpakket.

Leden van de NVKF kunnen een volledig rapport inclusief alle staafdiagrammen terugvinden op het Docman archief (Rapport enquete aanschaf, acceptatie en ingebruikname van medisch beeldvormende apparatuur_PvdTol_JMourik_KGeleijns).

 

 

 

 

[1] Convenant ‘Veilige toepassing van medische technologie in het ziekenhuis’. 2011.

Toon alle referenties

Auteur